koran verhalen
Het verhaal van de Profeet Youssef alahi salam
Een Prachtige droom
Yôesoef was nog een kleine jongen, die mooi en intelligent was. Hij had 11 broers, zijn vader Ya’qôeb hield erg veel van hem.
Op een nacht had Yôesoef een prachtige droom. Hij zag elf sterren en de zon en de maan allemaal voor hem buigen. Hij was heel erg verbaasd over deze droom, wat had deze droom te betekenen?
Hoe konden de sterren, de zon en de maan buigen voor een mens? De Kleine Yôesoef ging naar zijn vader Ya’qôeb en vertelde hem van zijn droom: ”O mijn vader, voorwaar ik zag (in een droom) elf sterren en de zon en de maan, ik zag dat zij zich voor mij bogen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 4)
Ya’qôeb was een profeet en hij was heel erg blij over deze droom, en zei: ”Allah heeft jou gezegend Yôesoef.”
“Zo verkiest jouw Heer jou en onderwijst Hij jou de uitleg van de vertellingen (dromen). En Hij vervolmaakt Zijn genieting aan jou en de familie van Ya’qôeb, zoals Hij het daarvoor heeft vervolmaakt aan jou vaderen, Ibrâhîm en Ishâq. Voorwaar, jouw Heer is Alwetend, Alwijs.” (Soerah Yôesoef 12 aya 6)
Ya’qôeb was een oude man, die veel mensenkennis bezat. Hij wist hoe Sjaytân mensen in de war kan brengen, en hen kan overwinnen. Hij zij: ”O mijn zoon, vertel jouw droom niet aan jouw broeders, anders zullen zij (uit jaloezie tegen jou een plan beramen. Voorwaar, Sjaytân is voor de mens een duidelijke vijand.” (Soerah Yôesoef 12 aya 5)
De jaloezie van de broers
Yôesoef had elf broers waaronder Benjamin. Ya’qôeb hield van allebei erg veel, meer dan van zijn andere zonen. De overige broers werden jaloers op Yôesoef en Benjamin en raakten verbitterd. Ze zeiden altijd: ”Waarom houdt onze vader meer van Yôesoef en Benjamin dan van ons? Waarom houdt hij van hen, terwijl ze toch jong en zwak zijn? Waarom houdt hij niet evenveel van ons, wij zijn toch zeker sterke jongemannen? Dit is toch vreemd?”
Yôesoef was jong en onschuldig, en hij vertelde zijn broers over zijn droom. De broers waren heel erg boos, toen ze hiervan hoorden, en werden nog jaloerser.
Op een dag kwamen de broers samen en zeiden: ”Als we Yôesoef doden of hem verjagen naar een ver land, dan hebben we de liefde van onze vader helemaal voor onszelf, en zal hij alleen van ons houden. Één van hen zei: ”Doodt Yôesoef niet, maar werpt hem op de bodem van de put, opdat enkele reizigers hem zullen vinden, als jullie iets willen ondernemen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 10)
Het gesprek met Ja’qôeb
De tien broers gingen naar Ya’qôeb hun vader. Ya’qôeb was erg bezorgd over Yôesoef, hij wist dat de broers jaloers op hem waren en niet van hem hielden. Daarom stond hij nooit toe, dat hij met zijn broers wegging. Yôesoef speelde altijd met zijn broertje Benjamin, maar ging nooit ver weg. De broers wisten dit, maar ze waren vastbesloten om iets slechts te doen.
Ze zeiden: ”O onze vader, waarom vertrouwt u Yôesoef niet aan ons toe. Voorwaar wij zijn hem welgezind. Laat hem morgen met ons meegaan, zodat hij overvloedig zal eten en spelen. En voorwaar, wij zullen zeker wakers over hem zijn.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 11-12)
Ya’qôeb was een oude man, intelligent, wijs en geduldig. Hij wilde niet, dat Yôesoef ver bij hem weg zou gaan, want hij was bezorgd over hem. Hij zei tegen zijn zoons: ”Ik vrees dat de wolf hem zal verslinden, terwijl jullie niet op hem letten.” Ze zeiden: ”Als de wolf hem verslindt, terwijl wij een hechte groep zijn, dan zullen wij de verliezers zijn.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 13-14)
Tenslotte gaf Ya’qôeb Yôesoef toestemming om met zijn broers mee te gaan.
Naar de wildernis
De broers waren erg blij dat hun vader Yôesoef toestemming had gegeven om met hen mee te gaan. Ze namen Yôesoef mee naar de wildernis en gooide hem daar in een put. Ze kenden geen medelijden met de kleine Yôesoef en hun vader Ya’qôeb.
Yôesoef voelde zich erg alleen in die donkere put. Maar Allah zei tegen hem:”Jij zal hen zeker inlichten over die zaak van hen, terwijl zij het niet beseffen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 15)
Nadat de broers Yôesoef achter gelaten hadden, zeiden ze:”Wat zullen we tegen onze vader zeggen?”
Één van hen zei:”Onze vader zei:”Ik vrees dat een wolf hem zal opeten.” We zullen zeggen:”U had gelijk vader, de wolf heeft hem opgegeten.” De broers stemden toe:”Ja, we zullen zeggen:”Vader, de wolf heeft hem opgegeten.” Één van de broers vroeg toen:”Maar welk bewijs zullen we daarvan hebben?” De anderen zeiden:”Het bewijs zal geleverd worden door bloed.”
De broers vingen een schaap en doodde het. Ze pakten Yôesoefs hemd en hielden het in het bloed. Ze waren erg tevreden met zichzelf. Ze zeiden:”Nu zal onze vader ons geloven.”
Naar hun vader Ya’qôeb
En zij gingen in de avond huilend naar hun vader Ya’qôeb. Ze zeiden:”O vader, voorwaar, wij gingen weg om een wedloop te houden en lieten Yôesoef achter bij onze goederen. Toen heeft de wolf hem verslonden, maar u zult ons niet geloven, ook al spreken wij de waarheid. En zij kwamen met zijn hemd, met vals bloed (daarop). (Soerah Yôesoef 12 ayaat 16-17)
Ze zeiden:”Dit is Yôesoefs bloed.”
Hun vader Ya’qôeb was een Profeet en was dan wel een oude man, maar nog steeds heel wijs, wijzer dan zijn zoons. Ya’qôeb wist, dat als een wolf iemand eet, hij zijn kleren scheurt. En Yôesoefs hemd was nog helemaal ongeschonden. Zodoende wist Ya’qôeb dat het niet Yôesoefs bloed kon zijn, en dat het verhaal van de wolf verzonnen was. Hij zei tegen zijn zoons:”Maar jullie hebben voor jezelf iets moois verzonnen. Daarom is geduld gewenst. En Allah is het Die om hulp wordt gevraagd bij wat jullie beschrijven”(Soerah Yôesoef 12 aya 18 )
Ya’qôeb was zeker treurig en verdrietig over Yôesoef, maar hij had heel veel geduld.
En zijn broers? Die dachten helemaal niet meer aan Yôesoef, die daar alleen in die put zat en niet kon slapen of eten. Het interesseerde ze niet, ze waren blij dat ze van hem af waren.
Van de put naar het paleis
Een groep mensen was door de wildernis op reis naar Egypte. Ze hadden dorst en waren op zoek naar water.
Ze zagen de put, en stuurde iemand om wat water te halen. De man kwam bij de put en liet een emmer zakken, haalde hem op en zag dat er een jongen in zat! Verrast riep de man uit:”O goed nieuws! Dit is een jongen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 19)
De mensen verborgen Yôesoef tussen hun koopwaar, tot ze uit de buurt waren. Toen ze in Egypte kwamen, stonden ze op de markt te schreeuwen:”Wie wil deze jongen kopen? Wie wil deze jongen kopen?”
De Aziz’¹ van Egypte kocht Yôesoef voor een paar dirham. De koop lieden die Yôesoef verkochten, beseften de waarde van Yôesoef niet. De Aziz’¹ nam hem mee naar zijn paleis en zei tegen zijn vrouw:”Geef hem een eervol verblijf, misschien zal hij ons voordeel brengen, of zullen wij hem als zoon aannemen.”
En zo verstevigde Allah (swt) de positie van Yôesoef op aarde, opdat Hij (swt) hem (Yôesoef) de uitleg van de vertellingen (dromen) zouden onderwijzen. (Soerah Yôesoef 12 ayaat 20-21)
¹ Aziz’ duidt een machtig persoon aan, het was de titel die gegeven werd aan degenen, die over Misr en Alexandrië regeerden.
Yôesoefs trouw
Toen Yôesoef zijn volwassenheid had bereikt, beloonde Allah hem met kennis en wijsheid.
Hij was een zeer aantrekkelijke knappe jongeman geworden.
De vrouw van de Aziz’ voelde zich aangetrokken tot Yôesoef. Maar Yôesoef ging niet in op haar toenaderingen, ze sloot de deuren en zei:”Kom hier.” Maar Yôesoef zei:”Nee, ik zoek mijn toevlucht bij Allah. Voorwaar, Hij is mijn heer, (Hij geeft mij) mijn beste plaats. Voorwaar, de onrechtplegers zullen niet slagen.”
En voorzeker zij begeerde hem. En beiden rende naar de deur en zij scheurde zijn hemd aan de achterkant en zij troffen haar man aan bij de deur. De vrouw klaagde bij haar man. Ze zei:”Is er een vergelding voor hem die jou familie kwaad wil doen. Yôesoef zei:”Zij verleide mij tegen mijn wil.” Een familielid daar aanwezig zei:”Als zijn hemd aan de voorkant is gescheurd, dan heeft zij gelijk en behoort hij (Yôesoef) tot de leugenaars. Maar als zijn hemd aan de achterkant is gescheurd, dan heeft zij gelogen en behoort hij tot de waarachtigen.” En toen ze zagen dat Yôesoefs hemd aan de achterkant was gescheurd, zei de Aziz’:”Yôesoef wend je hier van af. En jij (o vrouw) vraag om vergeving voor jou zonde. Voorwaar, jij behoort tot de zondaren.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 22-29)
Het hele gebeuren bleef niet binnen de paleismuren en enkele vrouwen in de stad roddelden erover en zeiden:”De vrouw van Al-Aziz’ verleidt haar slaaf tegen zijn wil, hij heeft haar verliefd gemaakt.” Toen de vrouw van de Aziz’ over deze kwaadsprekerij hoorde, zij zette kussen voor hen klaar en liet zij hen komen en voorzag een ieder met een mes, en beval daarop aan Yôesoef om tevoorschijn te komen. En toen ze hem zagen waren zij diep onder de indruk van hem en verwonden hun handen, en zij zeiden:”Heilig is Allah, dit is geen mens, dit is niets dan een nobele engel!!”
De vrouw van de Aziz’ zei:”En dit is degene vanwege wat jullie mij verwijten. En inderdaad ik heb hem geprobeerd te verleiden tegen zijn wil, waarop hij weigerde. Maar als hij niet doet wat ik hem beveel, dan zal hij zeker gevangen gezet worden en zal hij tot de vernederden behoren. Maar Yôesoef antwoordde en zei:”Mijn Heer, gevangenschap is mij liever dat wat waar zij mij voor uitnodigt.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 30-33)
Een paar dagen later besloot de Aziz’, dat het beter was om Yôesoef naar de gevangenis te sturen, ondanks dat de Aziz’ wist dat Yôesoef onschuldig was.
De waarschuwing in de gevangenis
De mensen in de gevangenis wisten dat Yôesoef een edele jonge man was, met veel kennis en een zachtmoedig hart. Ze hielden van hem en hadden ontzag voor hem.
Twee andere gevangene vertelden Yôesoef van hun dromen. Één zei:”Voorwaar, ik zag dat ik in een droom druiven perste.” De ander zei:”Ik zag, dat ik in een droom brood op mijn hoofd droeg, waarvan de vogels aten.” (Soerah Yôesoef 12 aya 36)
Ze vroegen Yôesoef om de betekenis van hun dromen uit te leggen. Omdat Yôesoef Profeet was kende hij de betekenis van deze dromen, maar wat kon hij nu als beste doen, want in die tijd aanbaden de mensen andere dingen dan Allah. Ze zeiden:”Dit is de Heer van de aarde. Dit is de Heer van de zee. Dit is de Heer van de gewassen. Dit is de Heer van de regen. Etc etc. Hij hoorde meestal al die onzin aan en huilde dan om de onwetendheid van de mensen. Hij wilde de mensen tot de aanbidding van Allah oproepen. Zelfs in de gevangenis was Yôesoef vrij en dapper van geest. Hij was arm maar edelmoedig en hartelijk. En Profeten verkondigden de waarheid overal, want de waarheid is een zegening in alle tijden en op alle plaatsen.
Yôesoefs wijsheid
Yôesoef dacht bij zichzelf:”De nood heeft deze twee mensen bij mij gebracht. De mens die in nood is, is meer open en nederig. De persoon die in nood is, hoort en gehoorzaamt. Als ik deze twee mannen iets leer, zullen ze luisteren, en de rest van de gevangenen zullen dan ook luisteren.”
Yôesoef haastte zich niet, om hun vragen te beantwoorden.
Hij zei:”Er zal geen voedsel tot jullie komen als levensvoorziening, of ik zal jullie vertellen over de uitleg daarvan, vóórdat het jullie bereikt.” (Soerah Yôesoef 12 aya 37)
De Mannen gingen zitten en kalmeerden. Toen zei Yôesoef tegen hen:”Ik weet hoe ik de dromen moet uit leggen. Dat is wat mijn Heer mij heeft onderwezen.” (Soerah Yôesoef12 aya 37)
De mannen namen er genoegen mee te moeten wachten en luisterden geduldig, en Yôesoef begon met zijn waarschuwing.
De waarschuwing van Tawhied
Yôesoef zei nogmaals:”Dat is wat mijn Heer mij heeft onderwezen. Maar Allah schenkt Zijn kennis niet aan iedereen. Allah geeft geen kennis aan een afgodenaanbidder. Weten jullie waarom mijn Heer mij onderwezen heeft? Omdat ik de weg van de afgodenaanbidders verlaten heb. En ik volg de Godsdienst van mijn vaderen, Ibrâhîm, Ishaq en Ya’qôeb. Het past ons niet om iets als deelgenoot aan Allah toe te kennen. Dat is één van de gunsten van Allah aan ons en aan de mensen, maar de meeste zijn niet dankbaar.”(soerah Yôesoef 12 aya 38 )
Toen stopte Yôesoef even en vroeg hen:”Jullie zeggen, de Heer van de aarde en de Heer van de zee en de Heer van de gewassen en de Heer van de regen.” Yôesoef ging door en zei:”O mijn medegevangenen, zijn verschillende heren beter, of Allah, de Ene, de Overweldiger.” (Soerah Yôesoef 12 aya 39)
Waar is de Heer van de aarde, de Heer van de zee, de Heer van de gewassen en de Heer van de regen? Laat mij zien wat ze geschapen hebben op de aarde! Of hebben ze een aandeel in de hemelen?
Kijk naar de aarde en naar de hemel. Kijk naar de mens. Dit is de schepping van Allah. Laat me zien, wat de anderen geschapen hebben. Hoe kan er een Heer van de aarde zijn, een Heer van de zee, een Heer van de gewassen en een Heer van de regen? Dit zijn alleen maar namen, namen die jullie zelf hebben bedacht, jullie en jullie vaders. Het oordeel is aan Allah. Het Koninkrijk is aan Allah. De aarde is aan Allah. En het bevel is aan Allah.
Yôesoef zei:”Hij beveelt dat jullie niets aanbidden behalve Hem, dat is de ware godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.” (Soerah Yôesoef 12 aya 40)
De betekenis van de dromen
Toen Yôesoef klaar was met zijn waarschuwing, vertelde hij hun de betekenis van hun dromen. Hij zei:”Wat één van jullie betreft, hij zal zijn heer wijn inschenken. Wat de andere betreft, hij zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd eten. De zaak waarover jullie vragen, is reeds besloten.” (Soerah Yôesoef 12 aya 41)
En Yôesoef zei tegen de ander van wie hij dacht dat hij gered zou worden:”Noem mij tegenover jouw heer:” (Soerah Yôesoef 12 aya 42)
De twee mannen gingen weg. De ene man werd inderdaad gekruisigd, en de andere man werd inderdaad een wijnschenker, wijnschenker van een heer, een koning. Maar de Sjaytân maakte dat hij vergat Yôesoefs naam te noemen voor zijn heer. De wijnschenker vergat Yôesoef helemaal toen die bij de koning was, en zodoende bleef Yôesoef nog een aantal jaren in de gevangenis. (Soerah Yôesoef 12 aya 42)
De droom van de Koning
De koning van Egypte had een vreemde droom. Hij zag in de droom, dat zeven vette koeien opgegeten werden door zeven magere koeien. De koning zag ook zeven groene koren aren en daarna zeven verdorde aren. De koning piekerde over deze vreemde dromen en hij vroeg aan zijn hofhouding, wat deze droom te betekenen had. Maar zij antwoordden slechts:” Dit is een verwarde mengeling van dromen, en wij zijn geen kenners van de dromenuitleg.” (Soerah Yôesoef 12 aya 44)
Maar de wijnschenker zei:”Ik zal jullie de uitleg ervan vertellen, zendt mij daarom:” (Soerah Yôesoef 12 aya 45)
De wijnschenker ging naar de gevangenis en vroeg Yôesoef naar de betekenis van de droom van de koning.
Yôesoef was edelmoedig, vriendelijk en vol begrip voor Allah’s schepselen. Hij vertelde niet alleen de betekenis van de droom, maar legde ook uit wat hij eraan kon doen. Hij zei:”Jullie zullen zeven jaren zaaien zoals gewoonlijk, en wat jullie oogsten, laat het in de aren, behalve een klein gedeelte dat jullie eten. En daarna komen zeven moeilijke jaren die alles verteren wat jullie opgeslagen hebben, behalve wat jullie (veilig) bewaard hebben. Vervolgens komt daarna een jaar waarin de mensen regen zullen krijgen en daarin zullen zij persen. (Soerah Yôesoef 12 aya 47-49)
De wijnschenker ging naar de koning en vertelde hem de betekenis van de droom.
De Koning laat Yôesoef halen
Toen de koning dit alles gehoord had, was hij erg opgelucht en blij. Hij vroeg:”Wie heeft u die betekenis van deze droom verteld? Wie is deze edele man, die ons raad gegeven heeft en ons heeft laten zien, wat we moeten doen?”
De wijnschenker zei:”Het is Yôesoef, de trouwe. Hij is degene, die me vertelt heeft dat ik een wijnschenker zou worden van mijn heer, de koning.” De koning zei:”Brengt hem bij mij.” (Soerah Yôesoef 12 aya 50)
Yôesoef vraagt om een onderzoek in zijn zaak
De wijnschenker kwam bij Yôesoef en bracht het gebod van de koning over. Maar Yôesoef was niet bereid, om de gevangenis zomaar te verlaten. De mensen zouden zeggen:”Kijk daar heb je Yôesoef, hij was niet trouw aan de Aziz’, hij was gisteren nog in de gevangenis!” Yôesoef was trots en sterk, intelligent en wijs. Niet veel mensen in zijn plaats zouden dat geweest zijn. Als zij, zoals Yôesoef, vele jaren in de gevangenis gezeten zouden hebben, en er dan iemand van de koning gekomen was, die zou zeggen:” De koning laat u halen en wacht op u”, dan zouden ze haast maken om de gevangenis te kunnen verlaten! Maar Yôesoef zei: ”Ga terug naar jou heer en vraag hem hoe het is met de vrouwen die hun handen verwonden. Voorwaar, mijn Heer weet van hun list.”
De koning ging in op zijn verzoek tot een onderzoek in deze zaak. Hij zei tot de vrouwen:”Wat was er met jullie toen jullie probeerden hem te verleiden, tegen zijn wil?” Zij zeiden:”Heilig is Allah, wij weten geen kwaad van hem.” En de vrouw van de Aziz’ zei:”De waarheid is gebleken, ik probeerde hem tegen zijn wil te verleiden. En voorwaar, hij behoort zeker tot de waarachtigen.”
Yôesoef zei:”Laat de hem (de Aziz’) weten dat ik hem niet heb verraden tijdens zijn afwezigheid. En voorwaar, Allah leidt de list van de verraders niet.” (Soerah Yôesoef 12 aya 50-51)
Zodoende werd Yôesoefs onschuld bewezen en verliet hij de gevangenis als een onschuldig man.
De koning ontving hem met hulde.
Yôesoef wordt de beheerder over Egypte’s graanschuren
Yôesoef wist, dat sommige mensen niet betrouwbaar waren en bedrog pleegde. In Egypte waren er vel graanschuren, maar er zat geen graan in, ze waren leeg, omdat de mensen die ze beheerden, niet betrouwbaar waren. Ze waren niet bang voor Allah. Hun honden kregen te eten, terwijl de mensen niets hadden. Hun huizen waren prachtig versierd, terwijl de gewone mensen zelfs niets hadden om aan te trekken.
Het gewone volk had nooit voordeel van Egypte’s graanschuren. Dat zouden ze alleen hebben, als een deskundig beheerder er de baas over zou zijn. Want een beheerder zonder kennis kon niet weten, hoe ze goed te beheren. En iemand die wel kennis had, maar niet eerlijk was, zou de mensen bedriegen en zou de graanschuren alleen in zijn eigen voordeel gebruiken.
Yôesoef was een eerlijk man en hij was deskundig, Hij wilde niet, dat de machthebbers de rechten van de mensen nog meer verwaarloosden. Hij kon het niet aanzien om mensen te zien sterven. Yôesoef schaamde zich niet voor de waarheid. En hij zei tegen de koning:”Maak mij beheerder over de schatten van het land. Voorwaar, ik ben een kundige beheerder.” Soera Yôesoef 12 aya 55)
Zo werd Yôesoef de baas over de graanschuren in Egypte. Het gewone volk was opgelucht en prees Allah.
Yôesoefs broers komen
Precies zoals Yôesoef had voorspeld, kwam er een hongersnood in Egypte en Palestina. De mensen hoorden, dat er een genadige man was in Egypte, een gul en edel mens, die het beheer had over de graanschuren in het land, iemand naar wie mensen toe konden gaan en van wie ze eten kregen.
Zodoende stuurde Ya’qôeb zijn oudste zoons naar Egypte om voedsel te kopen. Benjamin bleef bij zijn vader.
Ya’qôeb wilde niet te ver bij hem vandaan zijn, hij had de hele zaak van vroeger met Yôesoef tragedie nog niet vergeten. Dus bleef hij altijd dicht bij Benjamin in de buurt.
En toen de broeders van Yôesoef kwamen en zij traden bij hem binnen. Toen herkende hij hen, terwijl zij hem niet herkende (Soerah Yôesoef 12 aya 58 )
Yôesoef dacht eraan, hoe zij hem in de put gegooid hadden en hem wilde doden. Maar Allah had hem gered. Yôesoef zei niets tegen hen. Hij liet hen in hun waarde.
Yôesoef en zijn broers
Yôesoef sprak een tijd met de broers en vroeg toen: ”Waar komt gij vandaan?”
”Van Kana’an” antwoordde zij.
Hij vroeg: ”Wie is jullie vader?”
Zij antwoordden:”Ya’qôeb, zoon van Ishaq, zoon van Ibrâhîm, vrede en zegeningen zijn met hen.”
Hij vroeg: ”Hebben jullie nog een andere broer?
”Ja”, antwoordde zij:”We hebben een broer, die Benjamin heet.”
Hij vroeg: ”Waarom is die niet met u meegekomen?”
”Omdat”: legden ze uit: ”Onze vader hem niet ver weg wil laten gaan.”
Yôesoef vroeg:”Waarom wilt u vader hem niet laten gaan? Is het een erg jong kind?”
”Nee” zeiden zij:”Maar hij had een broer die Yôesoef heette. Eens ging hij met ons mee en we hielden een wedstrijd, we lieten Yôesoef achter bij onze spullen, en een wolf verslond hem.”
Yôesoef lachte in zichzelf, maar hij zei niets. Hij verlangde zijn broer Benjamin te zien. Allah had een andere beproeving voor de vader van de broers (Ya’qôeb) in petto.
Yôesoef gebood dat hen voedsel gegeven werd en toen zei hij tegen hen:”Brengt mij jullie broeder van jullie vaders kant (Benjamin). Zien jullie niet dat ik de volle maat geef, en dat ik de beste van de gastheren ben?
Als jullie hem niet bij mij brengen, krijgen jullie geen maat (graan) meer en benadert mij dan niet meer.
Ze zeiden:”We zullen proberen om zijn vader over te halen om hem mee te laten komen. Voorwaar, wij zullen het zeker doen.”
Yôesoef zij tegen zijn gezel:”Stop hun ruilmiddelen betaling) in hun proviandzakken, zodat zij het kunnen ontdekken als zij terugkeren tot hun familie. Hopelijk zullen zij terugkeren.” (Soerah Yôesoef 12 aya 59-62)
Ya’qôeb en zijn zoons
De tien broers gingen huiswaarts naar hun vader en vertelden hem het nieuws van wat er gebeurd was. Ze zeiden tegen hem:”O onze vader, het graan wordt ons onthouden, laat onze broeder met ons meegaan, zodat wij graan krijgen. En voorwaar, wij zullen zeker over hem waken.”
Ya’qôeb zei:”Ik zal hem niet aan jullie toevertrouwen, zoals ik jullie eerder zijn broeder aan jullie toevertrouwde. Allah is de beste Waker, en Hij is de Meest Barmhartige der Erbarmers.”
Toen zij hun proviandzakken openmaakte, vonden zij hun ruilmiddelen. (Soerah Yôesoef 12 aya 53-65)
En zeiden tegen hun vader:”De Aziz’ is een gul mens. Hij heeft ons onze ruilmiddelen teruggegeven. Hij heeft ons alles voor niets gegeven! Stuur Benjamin met ons mee, dan krijgen we zijn deel ook.”
Ya’qôeb zei hen:” Ik zal hem nooit met jullie mee laten gaan, vóórdat jullie een belofte afleggen in de Naam van Allah, dat jullie hem zeker bij mij terug zullen brengen, behalve als jullie omsingeld worden.” Toen zij hun beloften afgelegd hadden, zij hij:”Allah is getuige van wat wij gezegd hebben.” En toen adviseerde Ya’qôeb zijn zoons:”O mijn zoons, ga niet door één poort naar binnen, maar g door verschillende poorten naar binnen. Ik kan niets voor jullie doen tegen (de wil van) Allah. Op de Hem heb ik mijn vertrouwen gesteld. En laten zij die vertrouwen hebben op Hem hun vertrouwen stellen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 66-67)
Yôesoef ontmoet zijn broer Benjamin
Toen de broers terug gingen naar Egypte om meer voedsel te kopen, kwamen ze de stad door verschillende poorten binnen, zoals hun vader gezegd had.
Toen Yôesoef zijn broer Benjamin zag, was hij erg blij en liet hem in zijn huis blijven.
Yôesoef dacht terug aan zijn moeder en vader, en aan zijn huis. Zijn jeugd kwam weer bij hem op in herinneringen. Yôesoef wilde Benjamin graag bij zich houden, zodat hij hem elke dag kon zien en hem vragen naar zijn huis. Maar hoe kon hij dit laten gebeuren als Benjamin de volgende dag terug zou gaan na Kana’an, en de broers een eed hadden afgelegd om hem terug te brengen? Hoe kon Yôesoef Benjamin bij hem houden zonder reden? De mensen zouden zeggen:”De Aziz heeft een man van Kana’an vastgehouden voor niets. Dat is een groot onrecht.” Maar Yôesoef was intelligent en slim.
Hij liet stilletjes een kostbare beker in Benjamins zadeltas glijden.
Toen de broers de volgende dag vertrokken, gingen een paar van Yôesoefs mensen hen achterna. Yôesoef zelf kwam er even later achteraan. Toen ze de broers inhaalden, verklaarden ze:”O jullie van de karavaan! Voorwaar, jullie zijn zeker dieven!” De broers waren verbaasd en zeiden:”Wat missen jullie?” Ze zeiden:”Wij missen een drinkbeker van de koning, en wie hem terug brengt zal een kameellading graan doen toekomen.” De broers zeiden:”Wij zweren bij Allah dat jullie zeker weten dat wij niet gekomen zijn om in het land verderf te zaaien en wij zijn ook geen dieven.” De anderen zeiden:”Wat zal de vergelding zijn als jullie leugenaar zijn.” De broers zeiden:”De bestraffing van degene bij wie de drinkbeker in zijn proviandzak gevonden wordt is, dat hij zelf (als een slaaf) vastgehouden zal worden. Zo bestraffen wij de onrechtplegers.”
(Soerah Yôesoef 12 aya 70-75)
De beker werd gevonden in Benjamins zadeltas, de broers schaamden zich, maar zonder schaamte zeiden ze:”Als hij (Benjamin) steelt, voorzeker een broeder van hem heeft eerder gestolen.” Yôesoef die nu bij de anderen aangekomen was zei.”Jullie hebben een slechtere plaats bij Allah en Allah weet beter wat jullie beschrijven.”
De broers zeiden:”O al Aziz’, voorwaar hij heeft een oude vader, en neem daarom één van ons in plaats van hem. Voorwaar, wij zien dat jij tot de weldoeners behoort.” Yôesoef zei:”Ik zoek mijn toevlucht tot Allah, dat wij iemand zouden vastnemen, behalve degene bij wie wij onze goederen aangetroffen hebben. Anders zouden wij zeker tot de onrechtplegers behoren.” (Soerah Yôesoef 12 aya 78-79)
Zodoende bleef Benjamin (als slaaf) achter bij Yôesoef, hij was erg blij, want hij was lange tijd alleen geweest, zonder familie te zien. Allah had hem Benjamin gestuurd. Waarom zou hij dan zijn broer niet bij zich mogen houden, zodat hij met hem kon praten.
Naar Ya’qôeb
De broers waren onthutst. Hoe konden ze terug naar hun vader zonder Benjamin? De Broers bedachten, wat ze tegen hun vader zouden kunnen zeggen. Ze hadden hem verdriet gedaan met Yôesoef. Konden ze hem nu ook verdriet doen met Benjamin.
De oudste van hen weigerde terug te gaan naar Ya’qôeb. Hij zei tegen zijn broers:”Ga terug naar jullie vader en zeg:”O vader, voorwaar, uw zoon heeft gestolen en wij kunnen alleen getuigen zijn van wat wij weten. En wij zijn geen waker over het verborgene.” Soerah Yôesoef 12 aya 81)
Toen bij terugkomst Ya’qôeb hun verhaal hoorde, wist hij, dat Allah er de hand in had en hij begreep, dat Allah hem op de proef stelde. Hij had eerst verdriet gehad over Yôesoef, en nu had hij verdriet over Benjamin. Allah zou hem niet laten lijden over zowel Yôesoef als over Benjamin. Allah heeft een verborgen hand, en een verborgen wijsheid in deze zaak. Op zo’n manier stelt Hij Zijn dienaren op de proef, en daarna maakt Hij hen gelukkig en zegent hen.
Tenslotte toen Ya’qôeb weer wat kalmer was geworden, zei hij:”Hopelijk brengt Allah hen allen terug bij mij. Voorwaar, Hij is de Alwetende, de Alwijze.” (Soerah Yôesoef 12 aya 83)
Het geheim komt uit
Maar toch was Ya’qôeb ook een mens, met een zacht, menselijk hart in zijn borst. Dus toen hij aan Yôesoef terugdacht, kwam zijn verdriet weer ten volle naar boven, hij zei:”Ik heb medelijden met Yôesoef” en zijn ogen werden wit van verdriet en hij beheerste zijn woede.”
Zijn zoons raakte geërgerd en zeiden:”Bij Allah, jij zal aan Yôesoef blijven denken totdat je er ziek van wordt of jij behoort tot hen die te gronde gaan.”
Ya’qôeb zei:”Ik klaag alleen over mijn zorg en verdriet bij Allah. Ik weet van Allah wat jullie niet weten. Soerah Yôesoef 12 aya 84-86)
Ya’qôeb wist dat wanhoop ongeloof is. Hij had een groot vertrouwen in Allah. Hij stuurde zijn zoons terug naar Egypte om naar Benjamin te gaan, en hun best te doen om hem mee naar huis terug te nemen. Ya’qôeb verbood hen om het geloof in Allah’s barmhartigheid te verliezen.
De Broers kwamen voor de derde keer in Egypte aan. Ze gingen naar Yôesoef en klaagden bij hem over hun armoede en hun zorgen. Ze vroegen hem om liefdadig met hen te zijn.
Verdriet en liefde welden in Yôesoef op. Hij kon het niet langer verdragen om naar de zoons van zijn eigen vader te luisteren, de zoons van een profeet, die bij één van de koningen over hun armoede en zorgen klaagden. Hij dacht:”Hoe lang kan ik de waarheid nog verbergen, terwijl ze arm zijn? Hoe lang kan ik nog doorgaan, zonder mijn vader te zien?”
Toen zei hij tegen hen:”Weten jullie, wat jullie Yôesoef en zijn broer aan deden, toen jullie onwetend waren. (Soerah Yôesoef 12 aya 89)
De broers wisten dat dit een geheim was, dat alleen zij en Yôesoef kenden, en daarom wisten ze dat er iets niet pluis zat, zou deze Aziz’ Yôesoef kunnen zijn, nee toch! Of misschien toch wel. Hoe kon hij anders beginnen over iets dat jaren geleden was gebeurt en waarvan alleen de broers en Yôesoef zelf wisten.
Glorie aan Allah! Kon Yôesoef levend zijn? Was hij niet gestorven in die put? Kon Yôesoef de Aziz’ van Egypte zijn, de beroemde man die de baas was over de graanschuren van het land, de man die voor hen zorgde?” Ze twijfelde er niet meer aan, of de man die tegen hen gesproken had, moest Yôesoef zijn. Ze zeiden:”Ben jij Yôesoef?” Hij antwoordde:”Ik ben Yôesoef.” En hij wees naar Benjamin en zei:”En dit is mijn broeder.” Allah heeft ons genade geschonken. Voorwaar, wie (Allah) vreest en geduldig is, voorwaar, Allah doet de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.”
Ze zeiden:”Bij Allah, voorzeker, Allah heeft jou boven ons verheven. Voorwaar, wij waren zeker zondaren.”
Yôesoef verweet hen niet wat zij gedaan hadden. Hij zei:”Er is voor jullie geen verwijt op deze dag. En hopelijk vergeeft Allah jullie, en Hij is de Meest Barmhartige der Erbarmers.” (Soerah Yôesoef 12 aya 90-92)
Yôesoef laat Ya’qôeb halen
Yôesoef verlangde ernaar om zijn vader te zien. Waarom zou hij nu nog geduldig zijn, nu het geheim uitgekomen was? Hoe kon hij van eten en drinken genieten, dus zijn vader kwam samen met zijn moeder en zijn elf broers en ze buigde voor yoessef en zijn droom was uitgekomen zoals hij hem droomde
__________________
Yôesoef was nog een kleine jongen, die mooi en intelligent was. Hij had 11 broers, zijn vader Ya’qôeb hield erg veel van hem.
Op een nacht had Yôesoef een prachtige droom. Hij zag elf sterren en de zon en de maan allemaal voor hem buigen. Hij was heel erg verbaasd over deze droom, wat had deze droom te betekenen?
Hoe konden de sterren, de zon en de maan buigen voor een mens? De Kleine Yôesoef ging naar zijn vader Ya’qôeb en vertelde hem van zijn droom: ”O mijn vader, voorwaar ik zag (in een droom) elf sterren en de zon en de maan, ik zag dat zij zich voor mij bogen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 4)
Ya’qôeb was een profeet en hij was heel erg blij over deze droom, en zei: ”Allah heeft jou gezegend Yôesoef.”
“Zo verkiest jouw Heer jou en onderwijst Hij jou de uitleg van de vertellingen (dromen). En Hij vervolmaakt Zijn genieting aan jou en de familie van Ya’qôeb, zoals Hij het daarvoor heeft vervolmaakt aan jou vaderen, Ibrâhîm en Ishâq. Voorwaar, jouw Heer is Alwetend, Alwijs.” (Soerah Yôesoef 12 aya 6)
Ya’qôeb was een oude man, die veel mensenkennis bezat. Hij wist hoe Sjaytân mensen in de war kan brengen, en hen kan overwinnen. Hij zij: ”O mijn zoon, vertel jouw droom niet aan jouw broeders, anders zullen zij (uit jaloezie tegen jou een plan beramen. Voorwaar, Sjaytân is voor de mens een duidelijke vijand.” (Soerah Yôesoef 12 aya 5)
De jaloezie van de broers
Yôesoef had elf broers waaronder Benjamin. Ya’qôeb hield van allebei erg veel, meer dan van zijn andere zonen. De overige broers werden jaloers op Yôesoef en Benjamin en raakten verbitterd. Ze zeiden altijd: ”Waarom houdt onze vader meer van Yôesoef en Benjamin dan van ons? Waarom houdt hij van hen, terwijl ze toch jong en zwak zijn? Waarom houdt hij niet evenveel van ons, wij zijn toch zeker sterke jongemannen? Dit is toch vreemd?”
Yôesoef was jong en onschuldig, en hij vertelde zijn broers over zijn droom. De broers waren heel erg boos, toen ze hiervan hoorden, en werden nog jaloerser.
Op een dag kwamen de broers samen en zeiden: ”Als we Yôesoef doden of hem verjagen naar een ver land, dan hebben we de liefde van onze vader helemaal voor onszelf, en zal hij alleen van ons houden. Één van hen zei: ”Doodt Yôesoef niet, maar werpt hem op de bodem van de put, opdat enkele reizigers hem zullen vinden, als jullie iets willen ondernemen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 10)
Het gesprek met Ja’qôeb
De tien broers gingen naar Ya’qôeb hun vader. Ya’qôeb was erg bezorgd over Yôesoef, hij wist dat de broers jaloers op hem waren en niet van hem hielden. Daarom stond hij nooit toe, dat hij met zijn broers wegging. Yôesoef speelde altijd met zijn broertje Benjamin, maar ging nooit ver weg. De broers wisten dit, maar ze waren vastbesloten om iets slechts te doen.
Ze zeiden: ”O onze vader, waarom vertrouwt u Yôesoef niet aan ons toe. Voorwaar wij zijn hem welgezind. Laat hem morgen met ons meegaan, zodat hij overvloedig zal eten en spelen. En voorwaar, wij zullen zeker wakers over hem zijn.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 11-12)
Ya’qôeb was een oude man, intelligent, wijs en geduldig. Hij wilde niet, dat Yôesoef ver bij hem weg zou gaan, want hij was bezorgd over hem. Hij zei tegen zijn zoons: ”Ik vrees dat de wolf hem zal verslinden, terwijl jullie niet op hem letten.” Ze zeiden: ”Als de wolf hem verslindt, terwijl wij een hechte groep zijn, dan zullen wij de verliezers zijn.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 13-14)
Tenslotte gaf Ya’qôeb Yôesoef toestemming om met zijn broers mee te gaan.
Naar de wildernis
De broers waren erg blij dat hun vader Yôesoef toestemming had gegeven om met hen mee te gaan. Ze namen Yôesoef mee naar de wildernis en gooide hem daar in een put. Ze kenden geen medelijden met de kleine Yôesoef en hun vader Ya’qôeb.
Yôesoef voelde zich erg alleen in die donkere put. Maar Allah zei tegen hem:”Jij zal hen zeker inlichten over die zaak van hen, terwijl zij het niet beseffen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 15)
Nadat de broers Yôesoef achter gelaten hadden, zeiden ze:”Wat zullen we tegen onze vader zeggen?”
Één van hen zei:”Onze vader zei:”Ik vrees dat een wolf hem zal opeten.” We zullen zeggen:”U had gelijk vader, de wolf heeft hem opgegeten.” De broers stemden toe:”Ja, we zullen zeggen:”Vader, de wolf heeft hem opgegeten.” Één van de broers vroeg toen:”Maar welk bewijs zullen we daarvan hebben?” De anderen zeiden:”Het bewijs zal geleverd worden door bloed.”
De broers vingen een schaap en doodde het. Ze pakten Yôesoefs hemd en hielden het in het bloed. Ze waren erg tevreden met zichzelf. Ze zeiden:”Nu zal onze vader ons geloven.”
Naar hun vader Ya’qôeb
En zij gingen in de avond huilend naar hun vader Ya’qôeb. Ze zeiden:”O vader, voorwaar, wij gingen weg om een wedloop te houden en lieten Yôesoef achter bij onze goederen. Toen heeft de wolf hem verslonden, maar u zult ons niet geloven, ook al spreken wij de waarheid. En zij kwamen met zijn hemd, met vals bloed (daarop). (Soerah Yôesoef 12 ayaat 16-17)
Ze zeiden:”Dit is Yôesoefs bloed.”
Hun vader Ya’qôeb was een Profeet en was dan wel een oude man, maar nog steeds heel wijs, wijzer dan zijn zoons. Ya’qôeb wist, dat als een wolf iemand eet, hij zijn kleren scheurt. En Yôesoefs hemd was nog helemaal ongeschonden. Zodoende wist Ya’qôeb dat het niet Yôesoefs bloed kon zijn, en dat het verhaal van de wolf verzonnen was. Hij zei tegen zijn zoons:”Maar jullie hebben voor jezelf iets moois verzonnen. Daarom is geduld gewenst. En Allah is het Die om hulp wordt gevraagd bij wat jullie beschrijven”(Soerah Yôesoef 12 aya 18 )
Ya’qôeb was zeker treurig en verdrietig over Yôesoef, maar hij had heel veel geduld.
En zijn broers? Die dachten helemaal niet meer aan Yôesoef, die daar alleen in die put zat en niet kon slapen of eten. Het interesseerde ze niet, ze waren blij dat ze van hem af waren.
Van de put naar het paleis
Een groep mensen was door de wildernis op reis naar Egypte. Ze hadden dorst en waren op zoek naar water.
Ze zagen de put, en stuurde iemand om wat water te halen. De man kwam bij de put en liet een emmer zakken, haalde hem op en zag dat er een jongen in zat! Verrast riep de man uit:”O goed nieuws! Dit is een jongen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 19)
De mensen verborgen Yôesoef tussen hun koopwaar, tot ze uit de buurt waren. Toen ze in Egypte kwamen, stonden ze op de markt te schreeuwen:”Wie wil deze jongen kopen? Wie wil deze jongen kopen?”
De Aziz’¹ van Egypte kocht Yôesoef voor een paar dirham. De koop lieden die Yôesoef verkochten, beseften de waarde van Yôesoef niet. De Aziz’¹ nam hem mee naar zijn paleis en zei tegen zijn vrouw:”Geef hem een eervol verblijf, misschien zal hij ons voordeel brengen, of zullen wij hem als zoon aannemen.”
En zo verstevigde Allah (swt) de positie van Yôesoef op aarde, opdat Hij (swt) hem (Yôesoef) de uitleg van de vertellingen (dromen) zouden onderwijzen. (Soerah Yôesoef 12 ayaat 20-21)
¹ Aziz’ duidt een machtig persoon aan, het was de titel die gegeven werd aan degenen, die over Misr en Alexandrië regeerden.
Yôesoefs trouw
Toen Yôesoef zijn volwassenheid had bereikt, beloonde Allah hem met kennis en wijsheid.
Hij was een zeer aantrekkelijke knappe jongeman geworden.
De vrouw van de Aziz’ voelde zich aangetrokken tot Yôesoef. Maar Yôesoef ging niet in op haar toenaderingen, ze sloot de deuren en zei:”Kom hier.” Maar Yôesoef zei:”Nee, ik zoek mijn toevlucht bij Allah. Voorwaar, Hij is mijn heer, (Hij geeft mij) mijn beste plaats. Voorwaar, de onrechtplegers zullen niet slagen.”
En voorzeker zij begeerde hem. En beiden rende naar de deur en zij scheurde zijn hemd aan de achterkant en zij troffen haar man aan bij de deur. De vrouw klaagde bij haar man. Ze zei:”Is er een vergelding voor hem die jou familie kwaad wil doen. Yôesoef zei:”Zij verleide mij tegen mijn wil.” Een familielid daar aanwezig zei:”Als zijn hemd aan de voorkant is gescheurd, dan heeft zij gelijk en behoort hij (Yôesoef) tot de leugenaars. Maar als zijn hemd aan de achterkant is gescheurd, dan heeft zij gelogen en behoort hij tot de waarachtigen.” En toen ze zagen dat Yôesoefs hemd aan de achterkant was gescheurd, zei de Aziz’:”Yôesoef wend je hier van af. En jij (o vrouw) vraag om vergeving voor jou zonde. Voorwaar, jij behoort tot de zondaren.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 22-29)
Het hele gebeuren bleef niet binnen de paleismuren en enkele vrouwen in de stad roddelden erover en zeiden:”De vrouw van Al-Aziz’ verleidt haar slaaf tegen zijn wil, hij heeft haar verliefd gemaakt.” Toen de vrouw van de Aziz’ over deze kwaadsprekerij hoorde, zij zette kussen voor hen klaar en liet zij hen komen en voorzag een ieder met een mes, en beval daarop aan Yôesoef om tevoorschijn te komen. En toen ze hem zagen waren zij diep onder de indruk van hem en verwonden hun handen, en zij zeiden:”Heilig is Allah, dit is geen mens, dit is niets dan een nobele engel!!”
De vrouw van de Aziz’ zei:”En dit is degene vanwege wat jullie mij verwijten. En inderdaad ik heb hem geprobeerd te verleiden tegen zijn wil, waarop hij weigerde. Maar als hij niet doet wat ik hem beveel, dan zal hij zeker gevangen gezet worden en zal hij tot de vernederden behoren. Maar Yôesoef antwoordde en zei:”Mijn Heer, gevangenschap is mij liever dat wat waar zij mij voor uitnodigt.” (Soerah Yôesoef 12 ayaat 30-33)
Een paar dagen later besloot de Aziz’, dat het beter was om Yôesoef naar de gevangenis te sturen, ondanks dat de Aziz’ wist dat Yôesoef onschuldig was.
De waarschuwing in de gevangenis
De mensen in de gevangenis wisten dat Yôesoef een edele jonge man was, met veel kennis en een zachtmoedig hart. Ze hielden van hem en hadden ontzag voor hem.
Twee andere gevangene vertelden Yôesoef van hun dromen. Één zei:”Voorwaar, ik zag dat ik in een droom druiven perste.” De ander zei:”Ik zag, dat ik in een droom brood op mijn hoofd droeg, waarvan de vogels aten.” (Soerah Yôesoef 12 aya 36)
Ze vroegen Yôesoef om de betekenis van hun dromen uit te leggen. Omdat Yôesoef Profeet was kende hij de betekenis van deze dromen, maar wat kon hij nu als beste doen, want in die tijd aanbaden de mensen andere dingen dan Allah. Ze zeiden:”Dit is de Heer van de aarde. Dit is de Heer van de zee. Dit is de Heer van de gewassen. Dit is de Heer van de regen. Etc etc. Hij hoorde meestal al die onzin aan en huilde dan om de onwetendheid van de mensen. Hij wilde de mensen tot de aanbidding van Allah oproepen. Zelfs in de gevangenis was Yôesoef vrij en dapper van geest. Hij was arm maar edelmoedig en hartelijk. En Profeten verkondigden de waarheid overal, want de waarheid is een zegening in alle tijden en op alle plaatsen.
Yôesoefs wijsheid
Yôesoef dacht bij zichzelf:”De nood heeft deze twee mensen bij mij gebracht. De mens die in nood is, is meer open en nederig. De persoon die in nood is, hoort en gehoorzaamt. Als ik deze twee mannen iets leer, zullen ze luisteren, en de rest van de gevangenen zullen dan ook luisteren.”
Yôesoef haastte zich niet, om hun vragen te beantwoorden.
Hij zei:”Er zal geen voedsel tot jullie komen als levensvoorziening, of ik zal jullie vertellen over de uitleg daarvan, vóórdat het jullie bereikt.” (Soerah Yôesoef 12 aya 37)
De Mannen gingen zitten en kalmeerden. Toen zei Yôesoef tegen hen:”Ik weet hoe ik de dromen moet uit leggen. Dat is wat mijn Heer mij heeft onderwezen.” (Soerah Yôesoef12 aya 37)
De mannen namen er genoegen mee te moeten wachten en luisterden geduldig, en Yôesoef begon met zijn waarschuwing.
De waarschuwing van Tawhied
Yôesoef zei nogmaals:”Dat is wat mijn Heer mij heeft onderwezen. Maar Allah schenkt Zijn kennis niet aan iedereen. Allah geeft geen kennis aan een afgodenaanbidder. Weten jullie waarom mijn Heer mij onderwezen heeft? Omdat ik de weg van de afgodenaanbidders verlaten heb. En ik volg de Godsdienst van mijn vaderen, Ibrâhîm, Ishaq en Ya’qôeb. Het past ons niet om iets als deelgenoot aan Allah toe te kennen. Dat is één van de gunsten van Allah aan ons en aan de mensen, maar de meeste zijn niet dankbaar.”(soerah Yôesoef 12 aya 38 )
Toen stopte Yôesoef even en vroeg hen:”Jullie zeggen, de Heer van de aarde en de Heer van de zee en de Heer van de gewassen en de Heer van de regen.” Yôesoef ging door en zei:”O mijn medegevangenen, zijn verschillende heren beter, of Allah, de Ene, de Overweldiger.” (Soerah Yôesoef 12 aya 39)
Waar is de Heer van de aarde, de Heer van de zee, de Heer van de gewassen en de Heer van de regen? Laat mij zien wat ze geschapen hebben op de aarde! Of hebben ze een aandeel in de hemelen?
Kijk naar de aarde en naar de hemel. Kijk naar de mens. Dit is de schepping van Allah. Laat me zien, wat de anderen geschapen hebben. Hoe kan er een Heer van de aarde zijn, een Heer van de zee, een Heer van de gewassen en een Heer van de regen? Dit zijn alleen maar namen, namen die jullie zelf hebben bedacht, jullie en jullie vaders. Het oordeel is aan Allah. Het Koninkrijk is aan Allah. De aarde is aan Allah. En het bevel is aan Allah.
Yôesoef zei:”Hij beveelt dat jullie niets aanbidden behalve Hem, dat is de ware godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.” (Soerah Yôesoef 12 aya 40)
De betekenis van de dromen
Toen Yôesoef klaar was met zijn waarschuwing, vertelde hij hun de betekenis van hun dromen. Hij zei:”Wat één van jullie betreft, hij zal zijn heer wijn inschenken. Wat de andere betreft, hij zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd eten. De zaak waarover jullie vragen, is reeds besloten.” (Soerah Yôesoef 12 aya 41)
En Yôesoef zei tegen de ander van wie hij dacht dat hij gered zou worden:”Noem mij tegenover jouw heer:” (Soerah Yôesoef 12 aya 42)
De twee mannen gingen weg. De ene man werd inderdaad gekruisigd, en de andere man werd inderdaad een wijnschenker, wijnschenker van een heer, een koning. Maar de Sjaytân maakte dat hij vergat Yôesoefs naam te noemen voor zijn heer. De wijnschenker vergat Yôesoef helemaal toen die bij de koning was, en zodoende bleef Yôesoef nog een aantal jaren in de gevangenis. (Soerah Yôesoef 12 aya 42)
De droom van de Koning
De koning van Egypte had een vreemde droom. Hij zag in de droom, dat zeven vette koeien opgegeten werden door zeven magere koeien. De koning zag ook zeven groene koren aren en daarna zeven verdorde aren. De koning piekerde over deze vreemde dromen en hij vroeg aan zijn hofhouding, wat deze droom te betekenen had. Maar zij antwoordden slechts:” Dit is een verwarde mengeling van dromen, en wij zijn geen kenners van de dromenuitleg.” (Soerah Yôesoef 12 aya 44)
Maar de wijnschenker zei:”Ik zal jullie de uitleg ervan vertellen, zendt mij daarom:” (Soerah Yôesoef 12 aya 45)
De wijnschenker ging naar de gevangenis en vroeg Yôesoef naar de betekenis van de droom van de koning.
Yôesoef was edelmoedig, vriendelijk en vol begrip voor Allah’s schepselen. Hij vertelde niet alleen de betekenis van de droom, maar legde ook uit wat hij eraan kon doen. Hij zei:”Jullie zullen zeven jaren zaaien zoals gewoonlijk, en wat jullie oogsten, laat het in de aren, behalve een klein gedeelte dat jullie eten. En daarna komen zeven moeilijke jaren die alles verteren wat jullie opgeslagen hebben, behalve wat jullie (veilig) bewaard hebben. Vervolgens komt daarna een jaar waarin de mensen regen zullen krijgen en daarin zullen zij persen. (Soerah Yôesoef 12 aya 47-49)
De wijnschenker ging naar de koning en vertelde hem de betekenis van de droom.
De Koning laat Yôesoef halen
Toen de koning dit alles gehoord had, was hij erg opgelucht en blij. Hij vroeg:”Wie heeft u die betekenis van deze droom verteld? Wie is deze edele man, die ons raad gegeven heeft en ons heeft laten zien, wat we moeten doen?”
De wijnschenker zei:”Het is Yôesoef, de trouwe. Hij is degene, die me vertelt heeft dat ik een wijnschenker zou worden van mijn heer, de koning.” De koning zei:”Brengt hem bij mij.” (Soerah Yôesoef 12 aya 50)
Yôesoef vraagt om een onderzoek in zijn zaak
De wijnschenker kwam bij Yôesoef en bracht het gebod van de koning over. Maar Yôesoef was niet bereid, om de gevangenis zomaar te verlaten. De mensen zouden zeggen:”Kijk daar heb je Yôesoef, hij was niet trouw aan de Aziz’, hij was gisteren nog in de gevangenis!” Yôesoef was trots en sterk, intelligent en wijs. Niet veel mensen in zijn plaats zouden dat geweest zijn. Als zij, zoals Yôesoef, vele jaren in de gevangenis gezeten zouden hebben, en er dan iemand van de koning gekomen was, die zou zeggen:” De koning laat u halen en wacht op u”, dan zouden ze haast maken om de gevangenis te kunnen verlaten! Maar Yôesoef zei: ”Ga terug naar jou heer en vraag hem hoe het is met de vrouwen die hun handen verwonden. Voorwaar, mijn Heer weet van hun list.”
De koning ging in op zijn verzoek tot een onderzoek in deze zaak. Hij zei tot de vrouwen:”Wat was er met jullie toen jullie probeerden hem te verleiden, tegen zijn wil?” Zij zeiden:”Heilig is Allah, wij weten geen kwaad van hem.” En de vrouw van de Aziz’ zei:”De waarheid is gebleken, ik probeerde hem tegen zijn wil te verleiden. En voorwaar, hij behoort zeker tot de waarachtigen.”
Yôesoef zei:”Laat de hem (de Aziz’) weten dat ik hem niet heb verraden tijdens zijn afwezigheid. En voorwaar, Allah leidt de list van de verraders niet.” (Soerah Yôesoef 12 aya 50-51)
Zodoende werd Yôesoefs onschuld bewezen en verliet hij de gevangenis als een onschuldig man.
De koning ontving hem met hulde.
Yôesoef wordt de beheerder over Egypte’s graanschuren
Yôesoef wist, dat sommige mensen niet betrouwbaar waren en bedrog pleegde. In Egypte waren er vel graanschuren, maar er zat geen graan in, ze waren leeg, omdat de mensen die ze beheerden, niet betrouwbaar waren. Ze waren niet bang voor Allah. Hun honden kregen te eten, terwijl de mensen niets hadden. Hun huizen waren prachtig versierd, terwijl de gewone mensen zelfs niets hadden om aan te trekken.
Het gewone volk had nooit voordeel van Egypte’s graanschuren. Dat zouden ze alleen hebben, als een deskundig beheerder er de baas over zou zijn. Want een beheerder zonder kennis kon niet weten, hoe ze goed te beheren. En iemand die wel kennis had, maar niet eerlijk was, zou de mensen bedriegen en zou de graanschuren alleen in zijn eigen voordeel gebruiken.
Yôesoef was een eerlijk man en hij was deskundig, Hij wilde niet, dat de machthebbers de rechten van de mensen nog meer verwaarloosden. Hij kon het niet aanzien om mensen te zien sterven. Yôesoef schaamde zich niet voor de waarheid. En hij zei tegen de koning:”Maak mij beheerder over de schatten van het land. Voorwaar, ik ben een kundige beheerder.” Soera Yôesoef 12 aya 55)
Zo werd Yôesoef de baas over de graanschuren in Egypte. Het gewone volk was opgelucht en prees Allah.
Yôesoefs broers komen
Precies zoals Yôesoef had voorspeld, kwam er een hongersnood in Egypte en Palestina. De mensen hoorden, dat er een genadige man was in Egypte, een gul en edel mens, die het beheer had over de graanschuren in het land, iemand naar wie mensen toe konden gaan en van wie ze eten kregen.
Zodoende stuurde Ya’qôeb zijn oudste zoons naar Egypte om voedsel te kopen. Benjamin bleef bij zijn vader.
Ya’qôeb wilde niet te ver bij hem vandaan zijn, hij had de hele zaak van vroeger met Yôesoef tragedie nog niet vergeten. Dus bleef hij altijd dicht bij Benjamin in de buurt.
En toen de broeders van Yôesoef kwamen en zij traden bij hem binnen. Toen herkende hij hen, terwijl zij hem niet herkende (Soerah Yôesoef 12 aya 58 )
Yôesoef dacht eraan, hoe zij hem in de put gegooid hadden en hem wilde doden. Maar Allah had hem gered. Yôesoef zei niets tegen hen. Hij liet hen in hun waarde.
Yôesoef en zijn broers
Yôesoef sprak een tijd met de broers en vroeg toen: ”Waar komt gij vandaan?”
”Van Kana’an” antwoordde zij.
Hij vroeg: ”Wie is jullie vader?”
Zij antwoordden:”Ya’qôeb, zoon van Ishaq, zoon van Ibrâhîm, vrede en zegeningen zijn met hen.”
Hij vroeg: ”Hebben jullie nog een andere broer?
”Ja”, antwoordde zij:”We hebben een broer, die Benjamin heet.”
Hij vroeg: ”Waarom is die niet met u meegekomen?”
”Omdat”: legden ze uit: ”Onze vader hem niet ver weg wil laten gaan.”
Yôesoef vroeg:”Waarom wilt u vader hem niet laten gaan? Is het een erg jong kind?”
”Nee” zeiden zij:”Maar hij had een broer die Yôesoef heette. Eens ging hij met ons mee en we hielden een wedstrijd, we lieten Yôesoef achter bij onze spullen, en een wolf verslond hem.”
Yôesoef lachte in zichzelf, maar hij zei niets. Hij verlangde zijn broer Benjamin te zien. Allah had een andere beproeving voor de vader van de broers (Ya’qôeb) in petto.
Yôesoef gebood dat hen voedsel gegeven werd en toen zei hij tegen hen:”Brengt mij jullie broeder van jullie vaders kant (Benjamin). Zien jullie niet dat ik de volle maat geef, en dat ik de beste van de gastheren ben?
Als jullie hem niet bij mij brengen, krijgen jullie geen maat (graan) meer en benadert mij dan niet meer.
Ze zeiden:”We zullen proberen om zijn vader over te halen om hem mee te laten komen. Voorwaar, wij zullen het zeker doen.”
Yôesoef zij tegen zijn gezel:”Stop hun ruilmiddelen betaling) in hun proviandzakken, zodat zij het kunnen ontdekken als zij terugkeren tot hun familie. Hopelijk zullen zij terugkeren.” (Soerah Yôesoef 12 aya 59-62)
Ya’qôeb en zijn zoons
De tien broers gingen huiswaarts naar hun vader en vertelden hem het nieuws van wat er gebeurd was. Ze zeiden tegen hem:”O onze vader, het graan wordt ons onthouden, laat onze broeder met ons meegaan, zodat wij graan krijgen. En voorwaar, wij zullen zeker over hem waken.”
Ya’qôeb zei:”Ik zal hem niet aan jullie toevertrouwen, zoals ik jullie eerder zijn broeder aan jullie toevertrouwde. Allah is de beste Waker, en Hij is de Meest Barmhartige der Erbarmers.”
Toen zij hun proviandzakken openmaakte, vonden zij hun ruilmiddelen. (Soerah Yôesoef 12 aya 53-65)
En zeiden tegen hun vader:”De Aziz’ is een gul mens. Hij heeft ons onze ruilmiddelen teruggegeven. Hij heeft ons alles voor niets gegeven! Stuur Benjamin met ons mee, dan krijgen we zijn deel ook.”
Ya’qôeb zei hen:” Ik zal hem nooit met jullie mee laten gaan, vóórdat jullie een belofte afleggen in de Naam van Allah, dat jullie hem zeker bij mij terug zullen brengen, behalve als jullie omsingeld worden.” Toen zij hun beloften afgelegd hadden, zij hij:”Allah is getuige van wat wij gezegd hebben.” En toen adviseerde Ya’qôeb zijn zoons:”O mijn zoons, ga niet door één poort naar binnen, maar g door verschillende poorten naar binnen. Ik kan niets voor jullie doen tegen (de wil van) Allah. Op de Hem heb ik mijn vertrouwen gesteld. En laten zij die vertrouwen hebben op Hem hun vertrouwen stellen.” (Soerah Yôesoef 12 aya 66-67)
Yôesoef ontmoet zijn broer Benjamin
Toen de broers terug gingen naar Egypte om meer voedsel te kopen, kwamen ze de stad door verschillende poorten binnen, zoals hun vader gezegd had.
Toen Yôesoef zijn broer Benjamin zag, was hij erg blij en liet hem in zijn huis blijven.
Yôesoef dacht terug aan zijn moeder en vader, en aan zijn huis. Zijn jeugd kwam weer bij hem op in herinneringen. Yôesoef wilde Benjamin graag bij zich houden, zodat hij hem elke dag kon zien en hem vragen naar zijn huis. Maar hoe kon hij dit laten gebeuren als Benjamin de volgende dag terug zou gaan na Kana’an, en de broers een eed hadden afgelegd om hem terug te brengen? Hoe kon Yôesoef Benjamin bij hem houden zonder reden? De mensen zouden zeggen:”De Aziz heeft een man van Kana’an vastgehouden voor niets. Dat is een groot onrecht.” Maar Yôesoef was intelligent en slim.
Hij liet stilletjes een kostbare beker in Benjamins zadeltas glijden.
Toen de broers de volgende dag vertrokken, gingen een paar van Yôesoefs mensen hen achterna. Yôesoef zelf kwam er even later achteraan. Toen ze de broers inhaalden, verklaarden ze:”O jullie van de karavaan! Voorwaar, jullie zijn zeker dieven!” De broers waren verbaasd en zeiden:”Wat missen jullie?” Ze zeiden:”Wij missen een drinkbeker van de koning, en wie hem terug brengt zal een kameellading graan doen toekomen.” De broers zeiden:”Wij zweren bij Allah dat jullie zeker weten dat wij niet gekomen zijn om in het land verderf te zaaien en wij zijn ook geen dieven.” De anderen zeiden:”Wat zal de vergelding zijn als jullie leugenaar zijn.” De broers zeiden:”De bestraffing van degene bij wie de drinkbeker in zijn proviandzak gevonden wordt is, dat hij zelf (als een slaaf) vastgehouden zal worden. Zo bestraffen wij de onrechtplegers.”
(Soerah Yôesoef 12 aya 70-75)
De beker werd gevonden in Benjamins zadeltas, de broers schaamden zich, maar zonder schaamte zeiden ze:”Als hij (Benjamin) steelt, voorzeker een broeder van hem heeft eerder gestolen.” Yôesoef die nu bij de anderen aangekomen was zei.”Jullie hebben een slechtere plaats bij Allah en Allah weet beter wat jullie beschrijven.”
De broers zeiden:”O al Aziz’, voorwaar hij heeft een oude vader, en neem daarom één van ons in plaats van hem. Voorwaar, wij zien dat jij tot de weldoeners behoort.” Yôesoef zei:”Ik zoek mijn toevlucht tot Allah, dat wij iemand zouden vastnemen, behalve degene bij wie wij onze goederen aangetroffen hebben. Anders zouden wij zeker tot de onrechtplegers behoren.” (Soerah Yôesoef 12 aya 78-79)
Zodoende bleef Benjamin (als slaaf) achter bij Yôesoef, hij was erg blij, want hij was lange tijd alleen geweest, zonder familie te zien. Allah had hem Benjamin gestuurd. Waarom zou hij dan zijn broer niet bij zich mogen houden, zodat hij met hem kon praten.
Naar Ya’qôeb
De broers waren onthutst. Hoe konden ze terug naar hun vader zonder Benjamin? De Broers bedachten, wat ze tegen hun vader zouden kunnen zeggen. Ze hadden hem verdriet gedaan met Yôesoef. Konden ze hem nu ook verdriet doen met Benjamin.
De oudste van hen weigerde terug te gaan naar Ya’qôeb. Hij zei tegen zijn broers:”Ga terug naar jullie vader en zeg:”O vader, voorwaar, uw zoon heeft gestolen en wij kunnen alleen getuigen zijn van wat wij weten. En wij zijn geen waker over het verborgene.” Soerah Yôesoef 12 aya 81)
Toen bij terugkomst Ya’qôeb hun verhaal hoorde, wist hij, dat Allah er de hand in had en hij begreep, dat Allah hem op de proef stelde. Hij had eerst verdriet gehad over Yôesoef, en nu had hij verdriet over Benjamin. Allah zou hem niet laten lijden over zowel Yôesoef als over Benjamin. Allah heeft een verborgen hand, en een verborgen wijsheid in deze zaak. Op zo’n manier stelt Hij Zijn dienaren op de proef, en daarna maakt Hij hen gelukkig en zegent hen.
Tenslotte toen Ya’qôeb weer wat kalmer was geworden, zei hij:”Hopelijk brengt Allah hen allen terug bij mij. Voorwaar, Hij is de Alwetende, de Alwijze.” (Soerah Yôesoef 12 aya 83)
Het geheim komt uit
Maar toch was Ya’qôeb ook een mens, met een zacht, menselijk hart in zijn borst. Dus toen hij aan Yôesoef terugdacht, kwam zijn verdriet weer ten volle naar boven, hij zei:”Ik heb medelijden met Yôesoef” en zijn ogen werden wit van verdriet en hij beheerste zijn woede.”
Zijn zoons raakte geërgerd en zeiden:”Bij Allah, jij zal aan Yôesoef blijven denken totdat je er ziek van wordt of jij behoort tot hen die te gronde gaan.”
Ya’qôeb zei:”Ik klaag alleen over mijn zorg en verdriet bij Allah. Ik weet van Allah wat jullie niet weten. Soerah Yôesoef 12 aya 84-86)
Ya’qôeb wist dat wanhoop ongeloof is. Hij had een groot vertrouwen in Allah. Hij stuurde zijn zoons terug naar Egypte om naar Benjamin te gaan, en hun best te doen om hem mee naar huis terug te nemen. Ya’qôeb verbood hen om het geloof in Allah’s barmhartigheid te verliezen.
De Broers kwamen voor de derde keer in Egypte aan. Ze gingen naar Yôesoef en klaagden bij hem over hun armoede en hun zorgen. Ze vroegen hem om liefdadig met hen te zijn.
Verdriet en liefde welden in Yôesoef op. Hij kon het niet langer verdragen om naar de zoons van zijn eigen vader te luisteren, de zoons van een profeet, die bij één van de koningen over hun armoede en zorgen klaagden. Hij dacht:”Hoe lang kan ik de waarheid nog verbergen, terwijl ze arm zijn? Hoe lang kan ik nog doorgaan, zonder mijn vader te zien?”
Toen zei hij tegen hen:”Weten jullie, wat jullie Yôesoef en zijn broer aan deden, toen jullie onwetend waren. (Soerah Yôesoef 12 aya 89)
De broers wisten dat dit een geheim was, dat alleen zij en Yôesoef kenden, en daarom wisten ze dat er iets niet pluis zat, zou deze Aziz’ Yôesoef kunnen zijn, nee toch! Of misschien toch wel. Hoe kon hij anders beginnen over iets dat jaren geleden was gebeurt en waarvan alleen de broers en Yôesoef zelf wisten.
Glorie aan Allah! Kon Yôesoef levend zijn? Was hij niet gestorven in die put? Kon Yôesoef de Aziz’ van Egypte zijn, de beroemde man die de baas was over de graanschuren van het land, de man die voor hen zorgde?” Ze twijfelde er niet meer aan, of de man die tegen hen gesproken had, moest Yôesoef zijn. Ze zeiden:”Ben jij Yôesoef?” Hij antwoordde:”Ik ben Yôesoef.” En hij wees naar Benjamin en zei:”En dit is mijn broeder.” Allah heeft ons genade geschonken. Voorwaar, wie (Allah) vreest en geduldig is, voorwaar, Allah doet de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.”
Ze zeiden:”Bij Allah, voorzeker, Allah heeft jou boven ons verheven. Voorwaar, wij waren zeker zondaren.”
Yôesoef verweet hen niet wat zij gedaan hadden. Hij zei:”Er is voor jullie geen verwijt op deze dag. En hopelijk vergeeft Allah jullie, en Hij is de Meest Barmhartige der Erbarmers.” (Soerah Yôesoef 12 aya 90-92)
Yôesoef laat Ya’qôeb halen
Yôesoef verlangde ernaar om zijn vader te zien. Waarom zou hij nu nog geduldig zijn, nu het geheim uitgekomen was? Hoe kon hij van eten en drinken genieten, dus zijn vader kwam samen met zijn moeder en zijn elf broers en ze buigde voor yoessef en zijn droom was uitgekomen zoals hij hem droomde
__________________
Reactie plaatsen
Reacties